Van jongs af aan weerde Hashemitische vorst gevaren af
Koning Hussein, bewaker van zijn huisDoor drs. B. Belder AMMAN Koning Hussein van Jordanië is niet meer. Op 63-jarige leeftijd overleed de vorst uit het Hashemitische huis gistermorgen (11.43 uur plaatselijke tijd) aan een slepende kankeraandoening. De nieuwe koning, Husseins oudste zoon Abdullah (37), eerde zijn vader als een groots mens. Diens dood betekende een groot verlies voor ons volk. Hussein stierf na een langdurig ziekbed. Hoe anders, hoe ingrijpend was het verscheiden van zijn persoonlijke voorbeeld, grootvader Abdullah. Die stierf op 20 juli 1951 onder moordenaarshanden. De wraakactie van een Palestijn wegens Abdullahs geheime banden met Israëlische leiders. Op dat moment, in de Al Aqsa-moskee in Jeruzalem, bevond Hussein zich pal naast de grijze monarch. Deze tragedie veranderde mij van een jongen in een man, schreef hij later in zijn autobiografie. De kogel die bestemd was voor Abdullahs kleinzoon, ketste af op een medaille. De koning had Hussein opgedragen dat sieraad te dragen. Die geweldige oude man, een man van de woestijn aan wie ik meer verschuldigd ben dan ik kan zeggen. Een gewelddadige dood hing trouwens tientallen jaren als een reële dreiging boven Husseins hoofd. Naar verluidt overleefde de derde Jordaanse koning niet minder dan dertig aanslagen en samenzweringen. En vaak slechts op het nippertje, aldus regiokenner Peter Gerner. In de burgeroorlog van 1970, de zogenoemde zwarte-septemberdagen, stond zelfs het pure overleven van de Hashemitische dynastie in Jordanië op het spel. PLO-voorman Yasser Arafat aasde op de troon. Samen met zijn bedoeïenentroepen weerde Hussein deze Palestijnse staatsgreep in Amman zeer bloedig af. Ongeveer vierduizend manschappen van Arafat lieten daarbij het leven. De PLO-strijders moesten de wijk nemen naar Syrië en trokken vervolgens richting Libanon. Ontembare wilskracht Op 14 november 1935 zag Hussein Ibn Talal Hussein, zoon van Talal het leven als oudste zoon van de toenmalige kroonprins Talal Ibn Abdullah en prinses Zein. Zijn stamboom voerde hij in de 42e generatie op de profeet Mohammed uit de clan Hashim in Mekka terug. Een niet te onderschatten legitimatie voor de eigen heerschappij in de Arabische wereld. Hussein ontving een gedegen opleiding. Na leerjaren in Amman volgden het Victoria College in het Egyptische Alexandrië, de Britse eliteschool Harrow en ten slotte de eveneens Britse militaire academie in Sandhurst. Een oud-leerling van Harrow, Winston Churchill, informeerde bij de directeur naar de Hashemitische prins. Die viel op door een buitengewoon sterk karakter en een ontembare wilskracht, klonk het onverdeeld positief. De vorming van Hussein was evenwel van zeer korte duur. Een geestesziekte (schizofrenie) dwong zijn vader Talal reeds in 1952 tot aftreden. Op 11 augustus 1952 werd de nog minderjarige kroonprins tot koning uitgeroepen. De officiële troonsbestijging had op 2 mei 1953 plaats. Uitgerekend in deze periode maakte zich de politieke factor Nasser breed in de Arabische wereld. Ongunstiger kon het niet voor het kleine, arme Jordanië onder de zeer jeugdige vorst Hussein. De zogenoemde progressieve nabuurregimes zagen in de monarch absoluut geen bondgenoot, veeleer beschouwden zij hem als een conservatieve steen des aanstoots in hun midden. Hussein trachtte zich derhalve in te dekken door het sluiten van militaire verdragen met Egypte en Syrië. Bepaald geen garantie gelet op de nogal wisselende onderlinge betrekkingen. Eén voorbeeld. In 1958 vloog Hussein zelf naar Europa. Syrische gevechtstoestellen wilden hem tot een landing in Damascus dwingen. De opzet was dat Hussein openlijk afstand zou doen van de troon. De dappere vorst maakte echter rechtsomkeert naar Amman. Nooit was de dood zo nabij geweest, erkende de ternauwernood ontsnapte later. Desalniettemin trok Jordanië in 1967 aan de zijde van genoemde staten mede ten strijde tegen Israël. Een volstrekt foutieve inschatting van het Arabische potentieel, kritisereren analisten scherp. Dé vergissing van zijn leven, poneert bijvoorbeeld Heiko Flottau. Koning Hussein kreeg dan ook een forse rekening voor deze enorme politieke misrekening gepresenteerd: in slechts 2 dagen tijd verloren zijn troepen de hele Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, aan Israël. Niet minder dan eenderde van het Jordaanse staatsgebied ná de Arabische oorlog van 1948 tegen de pas opgerichte Joodse staat. Zigzagkoers Spoedig daarop diende Hussein het binnenlandse Palestijnse gevaar een PLO-staat binnen de Jordaanse staat gewapenderhand te neutraliseren. De Arabische top van Rabat in 1974 kende trouwens aan de PLO de exclusieve vertegenwoordiging van het Palestijnse volk toe. Daarmee zag Hussein in feite af van de gebieden ten westen van de Jordaan. Vrij van spanningen bleef sindsdien zijn relatie met PLO-chef Arafat niet. Zeker, waar de gelegenheid zich ook maar voordeed kuste het tegenwoordige hoofd van de Palestijnse Autoriteit het vorstelijke voorhoofd. Bedreigde Hussein echter zijn ambities, dan spoot Arafat prompt vuur. Zie zijn reactie op het Israëlisch-Jordaanse vredesverdrag van oktober 1994. Daarbij bevestigde Israël de religieuze rechten van het Hashemitische huis op de islamitische heiligdommen in Oost-Jeruzalem. Aan die formele Israëlisch-Jordaanse vredessluiting ging een andere, even opzienbarende politieke blunder van Hussein vooraf. Tijdens de Koeweit-crisis en de tweede Golfoorlog weigerde hij zich te distantiëren van agressor Saddam Hussein. Amman nam niet deel aan de Egyptisch-Syrisch-Amerikaanse alliantie contra Bagdad. In plaats daarvan opteerde de koning voor een Arabische oplossing. Die faux pas sorteerde tweeërlei effect. De Palestijnse meerderheid in Jordanië (naar schatting 60 procent van de in totaal ruim 4 miljoen burgers) omhelsde haar heerser. Husseins geldschieters en steunpilaren in het Westen (de VS!) en de Golfregio (de oliestaten) reageerden navenant. De Golfstaten stopten ogenblikkelijk met hun jaarlijkse donatie van 1 miljard dollar aan de Jordaanse staatskas en belastten 's lands economie extra met de uitwijzing van honderdduizenden Palestijnen. Bovendien werd koning Hussein (tijdelijk) persona non grata in Washington. Als levenstaak zag de monarch onveranderlijk het voortbestaan van de Hashemitische dynastie. Vandaar zijn vredesrol na het Iraakse echec. De diplomatieke compensatie voor de misser in de tweede Golfoorlog. En dat maakte hem in de States opnieuw tot een welkome partner in het zo moeizame vredesproces in het Midden-Oosten. Ondanks alle hoogachting voor hun overleden vader en broeder (woorden van opvolger Abdullah) delen veel Jordaniërs deze vleiende westerse bejegening van hún koning niet... Uitstraling Met zijn ontegenzeggelijke persoonlijke uitstraling bond Hussein in elk geval westerlingen en oosterlingen aan zich. Hussein is een macho, liet een van zijn raadgevers zich eens ontvallen. Waarschijnlijk niet in de onmiddellijke nabijheid van de kleine autocraat. Tot vier keer toe trad de vorst in het huwelijk. In 1955 huwde hij de Hashemitische prinses Dina Abdel Hamid. Uit deze echtverbintenis werd een dochter geboren. In 1957 liet Hussein zich van Dina scheiden. Vier jaar later trouwde hij de Britse Toni Gardener, die de naam van koningin Mona aannam. Het paar kreeg vier kinderen, onder wie de huidige koning, Abdullah. In 1972 verliet Hussein zijn tweede vrouw voor de Palestijnse Alia Toukan. Zij schonk hem een dochter en een zoon. Alia kwam in 1977 bij een helikopterongeluk om het leven. Het jaar daarop ging Hussein een verbintenis aan met de Amerikaanse Lisa Halaby ofwel de huidige koningin Noor (Licht). Onder de vier kinderen (twee zonen en twee dochters) uit dit vierde huwelijk bevond zich Husseins oogappel, Hamza. Het wekt dan ook xverwondering dat Hamza de nieuwe kroonprins is van Jordanië, achter zijn halfbroer Abdullah. Werkelijk tot op het laatst van zijn leven waakte wijlen koning Hussein over de belangen van zíjn huis, extern én intern. Broer Hassan, tot voor kort jarenlang kroonprins, weet daar alles van. |